dinsdag 15 april 2014

12 Schoonschriftje. Reisboek China.

12 Woosje Wasser Kunstenaarsboeken

SCHOONSCHRIFTJE. 

Reisboek China 1995

Vijftien gevouwen bladen (16 x 24 cm) samengenaaid in vier delen.
In kaft 23 x 30 cm en cassette.
Textiel, papier, gemengde verftechniek, garens.







In 1995 reisde ik voor de eerste keer naar China om daar te ervaren 
hoe het voelt in een land te zijn waar je geen letter kan lezen.
Om met eigen ogen te zien hoe karakters als woordbeeld functioneren
en hoe schrijven tot kunst verheven is. 
Dit is een van de boeken die ik naar aanleiding van deze reis maakte.
   


Kalligrafie dat is Schoonschrift
buiten de lijnen.



Onleesbaar de karakters in mijn Schoonschriftje. 
Daarom heb ik de kalligrafie aangevuld met Chinese poëzie.

 De eerste van Negentien Oude Gedichten. Anoniem en zonder titel.   


Maar reizen, reizen en weer reizen, reizen!


Bij leven ben ik steeds van u gescheiden:

Tienduizend mijlen van elkaar verwijderd,

Elk aan een ander eind van de wereld.



De weg is vol gevaren en zo lang -

Weet ik of wij nog ooit elkaar ontmoeten?


Het steppepaard vertrouwt de noordenwind,


De oerwoudvogel nestelt op het zuiden.





De afstand wordt nog elke dag weer groter



Mijn gordel valt me elke dag weer ruimer.


De wolken drijven voor de klare zon,

De zwerver heeft geen haast terug te keren.


Verlangen naar u maakt me al oud -



Een maand, een jaar blijkt plotseling verstreken!


Genoeg daarvan. Ik zal erover zwijgen!


Span u slechts in en eet vooral voldoende.


Heel toepasselijke gedichten voor mijn eerste en langste China-reis.  
Onderweg twee echte brieven en één fax verstuurd als teken van leven.
Vrijheid, gemis en de zekerheid van terugkeer.



-Deelnemers aan een kalligrafie-wedstrijd-


Gedicht XIV


Wie heenging wordt ons elke dag weer vreemder
Wie leeft wordt dagelijks ons liever.


Ga slechts de stadspoort uit om eens te kijken:

Je ziet alleen de heuvels van de graven.


De oude graven omgeploegd tot akkers -


Cipres en pijn zijn kleingehakt tot brandhout.


Door de abelen ruisen droeve winden,


Zo troosteloos dat het je hart haast breekt.

De heimwee trekt mij naar het oude dorp


Maar ik weet niet hoe ik terug kan keren.
Gedicht XIX

De volle maan schijnt o zo klaar, zo klaar!

Het licht valt door mijn zijden bedgordijnen.


Van zorgen en verdriet kan ik niet slapen,
Pak kleren en sta op en loop wat rond.


Al heten verre reizen een genoegen

Het liefst ging ik snel naar huis terug.


Ik loop de deur uit, wandel heen en weer -
Aan wie zeg ik mijn zorgen en verlangen?


Ik strek mijn nek, ga weer de kamer binnen
En tranen vallen neer op mijn gewaad.



Gedichten uit W.L.Idema Spiegel van de Klassieke Chinese Poëzie
van het Boek der Oden tot de Qing-dynastie.
Een prachtige uitgave van Meulenhoff, Amsterdam 1991.
Intussen is er ook een heruitgave.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten